Verteringsstelsel

Het verteringsstelsel van een varken... lijkt op dat van een mens, toch?

Op de afbeelding zijn een aantal organen aangegeven, hier wordt informatie over verstreken op deze pagina.

Mondholte

Het hele verteringsproces begint in de mondholte. in de bek verkleinen de tanden en kiezen de voerdelen. De tong mengt het voer met speeksel. Het speeksel bevat een enzym dat zetmeel kan splitsen en heeft dus een belangrijke functie. Het speeksel zorgt er ook nog voor dat het slikken makkelijk verloopt.

Slokdarm 

Via de slokdarm wordt het voedsel met behulp van de peristaltische beweging naar de maag getransporteerd. Dit moet natuurlijk soepel gebeuren, dit kan dankzij het slijm dat geproduceerd wordt in de slokdarmwand.

Maag

Eenmaal bij de maag aangekomen wordt het voedsel nog verder verteerd. De maag heeft meerdere functies. Zoals opslag van voedsel, het mengen van verschillende zuren en enzymen met het voedsel, enzymen moeten de vertering van eiwitten en vet in de maag starten, en als laatste heeft de maag ook nog de functie om het voer naar de dunne darm te begeleiden.

De maagwand bevat cellen die slijm en bicarbonaat produceren. Dit zorgt voor bescherming van de maagwand tegen het zuur dat gebruikt wordt bij de vertering. Door het zuur heeft de maag op veel plekken een lage pH, dit stimuleert de doding van bacteriën.

Twaalfvingerige darm

De twaalfvingerige darm is het deel dat na de maag komt. Het voer kan de twaalfvingerige darm pas in als het geneutraliseerd is. Dit wil dus zeggen dat de pH waarde eerst neutraal moet worden. Het neutraliseren gebeurt nog in de maag. Hoe lager de pH van de maaginhoud, hoe langer het duurt voordat het voer naar de twaalfvingerige darm vervoert wordt.

Alvleesklier

De alvleesklier helpt met het neutraliseren van het pH. Ook helpt het met de productie van enzymen voor de vertering van eiwitten, vetten en zetmeel. De alvleesklier produceert velen sappen en scheidt deze af in de twaalfvingerige darm. De sappen bevatten natriumcarbonaat en verteringsenzymen als trypsine en chymotrypsine. Deze zijn nodig voor de eiwitvertering. Lipase is ook aanwezig, dit is weer nodig voor de vetvertering. Dan is er ook nog amylase wat nuttig is voor de zetmeelvertering.

Galblaas

In de galblaas wordt gal opgeslagen. Gal wordt geproduceerd in de lever. Gal zorgt voor de vertering van vetten. Het dient als een emulgator, waardoor lipase de vetten helemaal kan verteren.

Dunne darm

Afbraak van voer, opnemen van water en voedingsstoffen en de immuunbarrière tussen het voedsel en het lichaam. De dunne darm bestaat uit 3 delen, het duodenum (de twaalfvingerige darm), het jejunum en het ileum. Het duodenum is hierboven al uitgelegd onder het kopje 'Twaalfvingerige darm'. Na het duodenum volgt het jejunum. Hier wordt de zuurgraad verhoogd zodat het een optimale pH waarde wordt voor de verteringsenzymen. Het absorptieoppervlak van de darm wordt vergroot door plooien in de darmwand.

Dikke darm

Na de dunne darm gaat het restje voer naar de dikke darm. Hier worden darminhoud, slijm en bacteriën gemengd door de peristaltische beweging, absorptie van water gebeurt voornamelijk alleen in de dikke darm.

Ook de dikke darm bestaat uit 3 delen: blinde darm, colon en het rectum. In de dikke darm wordt de zuurtegraad naar beneden gebracht. Er wordt erg veel slijm en bicarbonaat geproduceerd. Echter worden er geen enzymen geproduceerd.  

Maak jouw eigen website met JouwWeb